Jozef werd geboren in Leonissa in het Koninkrijk Napels. Als jongen en als student in zijn vroege volwassenheid trok Joseph de aandacht vanwege zijn energie en deugdzaamheid. Hij kreeg de dochter van een edelman ten huwelijk aangeboden, maar weigerde en sloot zich in 1573 aan bij de kapucijnen in zijn geboortestad. De veilige compromissen vermijdend waarmee mensen soms het evangelie ondermijnen, ontzegde Joseph zichzelf stevige maaltijden en comfortabele vertrekken terwijl hij zich voorbereidde op zijn wijding en een leven van prediking.
In 1587 ging hij naar Constantinopel om te zorgen voor de christelijke galeislaven die onder Turkse meesters werkten. Hij werd voor dit werk gevangen gezet en werd gewaarschuwd het niet te hervatten bij zijn vrijlating. Hij deed dat toch en werd opnieuw gevangen gezet en vervolgens ter dood veroordeeld. Wonderbaarlijk genoeg werd hij vrijgelaten en keerde hij terug naar Italië, waar hij preekte voor de armen en waar hij ruziënde families en strijdende steden die al jaren met elkaar in conflict waren, verzoende. In 1745 werd hij heilig verklaard.
Zijn feestdag wordt gevierd op 4 februari.