De gegevens werden vrijgegeven door het Nationaal Instituut voor de Statistiek(INE), waaruit blijkt dat er een identieke stijging was in andere kosten, waaronder sociale premies en verzekeringen.

"In het eerste kwartaal van 2025 registreerde de loonkostenindex een jaarlijkse stijging van 4,0%. In het vorige kwartaal was de index met 10,1% gestegen", meldt het bureau voor de statistiek.

Deze index groepeert salariskosten en andere kosten, beide gebaseerd op het aantal daadwerkelijk gewerkte uren. Salariskosten omvatten het basissalaris, reguliere bonussen en toelagen, onregelmatige bonussen en toelagen, en overwerk.

In het eerste kwartaal steeg deze indicator met 4% ten opzichte van het begin van 2024, wat ten minste gedeeltelijk kan worden verklaard door de loonstijging. Het nationale minimumloon ging bijvoorbeeld van €820 naar €870 in januari.

Het INE geeft aan dat tot maart de dienstensector de activiteit was waar de loonkosten het sterkst stegen (5,1%), gevolgd door de bouw (4,8%), de industrie (2,6%) en de overheid (2,6%). "In vergelijking met het vorige kwartaal was de stijging in dit kwartaal lager in alle activiteiten: diensten (9,5% in het vorige kwartaal), bouwnijverheid (13,5%), industrie (9,8%) en openbaar bestuur (10,5%)", geeft het statistiekbureau aan.

Andere kosten zijn onder andere ontslagvergoedingen, wettelijke lasten die door de werkgever worden gedragen (zoals werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid en arbeidsongevallenverzekering) en conventionele, contractuele en optionele lasten (zoals ziektekostenverzekering en levensverzekering). In het eerste kwartaal steeg ook deze indicator met 4% ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar.

"De niet-loonkosten stegen met 5,2% in de dienstensector, 4,8% in de bouw, 2,7% in de industrie en 2,5% bij de overheid", voegt het INE toe, dat benadrukt dat ook hier sprake was van een vertraging.

"De minder uitgesproken stijging van de loon- en indirecte loonkosten was voornamelijk te wijten aan de kleinere stijging van de gemiddelde kosten (loon en indirect) per werknemer, evenals de stijging van het aantal daadwerkelijk gewerkte uren per werknemer", legt het statistiekbureau uit.